‘Rare jongens, die Romeinen!’, zegt Obelix keer op keer, als hij weer eens met Romeinse soldaten in aanraking is gekomen. ‘Rare jongens (en meisjes), die christenen!’ zullen sommige mensen wel eens zeggen, als ze weer eens met christenen in aanraking zijn gekomen. De schrijver weet er alles van, want hij kent ze van haver tot gort, in alle delen van de wereld. Hij is er zelf ook zo één.
Soms schiet hem zomaar een plot te binnen van een verhaal waarin die eigenaardige christenen een rol spelen. Dat kan hij niet helpen… die plot is er gewoon. Een groot aantal van de verhalen in deze bundel is al zo’n twintig jaar oud of nog ouder. Maar pas nu komen ze naar buiten. Durfde hij eerder niet? Intussen heeft hij er zelfs nog een paar rare hoofdstukken aan toegevoegd. Want die vreemde snuiters, de christenen, zijn een eindeloze inspiratiebron voor steeds nieuwe verhalen.