Deze trilogie geeft een breed overzicht van de geschiedenis, land, cultuur, natuur, de politieke situatie en de slavernij van de volken in Nieuw-Guinea, thans Papua-Indonesië. Veel aandacht ook voor de koloniale geschiedenis van Nederlands-Indië en de verbondenheid met Nieuw-Guinea. Duizenden jaren lang leefden er op Nieuw-Guinea, na Groenland het grootste eiland ter wereld, vele Papua-volken, gescheiden van elkaar door bijna ondoordringbaar oerwoud, hoge bergen en uitgestrekte moerassen. In stamverband kenden zij elk hun eigen taal en religie, waarin de voorouderverering een cruciale rol speelde. De Papua’s ontwikkelden groentetuinen en hielden varkens, die tijdens de belangrijke varkensfeesten gegeten werden. Beschilderd en in prachtige uitdossing werd er dan gedanst en gezongen, urenlang. Mannen kregen bij de vrouwen aanzien door te vechten tegen naburige stammen en daar ‘koppen te snellen’.