Interview met Marcel van Brandwijk n.a.v. zijn nieuwe roman Gehavend Kruis

Je hebt inmiddels een behoorlijk oeuvre op je  naam staan, boeken gesitueerd in de Middeleeuwen: historische romans. Je hebt een achtergrond in het onderwijs, ik kan me voorstellen dat er een verbintenis tussen is?

 De ervaring opgedaan in het onderwijs en mijn voorliefde voor geschiedenis zijn van grote invloed geweest op zowel keuze om te gaan schrijven als op de inhoud van mijn boeken.

Voor de klas heb ik mij de vaardigheid van vertellen en het combineren van feiten met fictie aangeleerd. Daar is geschiedenis als geen ander vak geschikt voor. Het gaat immers over het verleden van de MENS. Binnen een historisch kader kan je volop fantaseren hoe het leven van onze voorouders in dat verleden verliep. Eén van mijn vaste tips voor leerlingen was: ‘geschiedenis moet je niet leren, je moet het beleven’. Oftewel, stap in de tijd van de …!

 

 

In wat voor huis groeide je op, en speelden boeken en of literatuur en geschiedenis een belangrijke rol?

De eerste jaren van mijn leven woonde ik met mijn ouders en oudere broer in bij mijn oma. Niet in een statige villa, zoals in mijn vierde boek ‘Gehavend Kruis’ beschreven wordt, maar in een eenvoudige tussenwoning.

De gevolgen van de Tweede Wereldoorlog waren in die tijd nog goed merkbaar. Het algemeen belang, het harmoniemodel en de wederopbouw bepaalden de koers. Een tijd van relatieve armoede, de touwtjes aan elkaar knopen, alhoewel het mij als kind aan niets ontbrak. Immers, wat je niet kent, mis je niet.

Dat mijn oma in die jaren een grote rol in mijn ontwikkeling speelde, is gezien de gezinssituatie niet onlogisch. Een Nederlands Hervormde opvoeding met een streng calvinistische inslag. Gelezen werd er veel en niet alleen uit de Bijbel. Ledigheid was immers des duivels oorkussen, en bij die ledigheid hoorde ook onwetendheid. Leergierigheid werd met de paplepel ingegoten.

Thuis speelde geschiedenis geen grote rol, alhoewel de oorlog zijn weerslag op de samenleving had en mijn vader de herinneringen van de tweede politionele actie, waaraan hij deelnam, met zich meedroeg. De originele Indische krissen aan de muur, boeken met noodgeld uit de oorlog, een Japanse vaas vol historische afbeeldingen, ik vond ze magisch, maar deelde deze bekoring niet met de andere gezinsleden. Mijn fascinatie voor de geschiedenis is dus niet erfelijk bepaald maar geheel ontstaan vanuit eigen behoefte en interesse.

 

 

 

Waar komt de voorliefde voor de Middeleeuwen vandaan? Lang was het binnen de geschiedschrijving een wat ondergesneeuwd onderwerp.

Gedurende mijn onderwijsperiode is de voorliefde voor twee periodes uit de geschiedenis ontstaan, namelijk het oude Egypte en de late middeleeuwen.

Enerzijds is dat een gevolg van mijn functie als brugklasleider. Vanzelfsprekend gaf ik daardoor, naast mijn managementtaken, les aan de bijbehorende leeftijdsgroep. En in de eerste klas van het voortgezet onderwijs wordt nu eenmaal de prehistorie tot en met de middeleeuwen behandeld.

Daarnaast had ik een grote voorkeur voor de rol van de mystiek in samenlevingen. Dat het oude Egypte met al haar mysterieuze rituelen daartoe behoort leidt geen twijfel. Maar ook de late middeleeuwen kenmerken zich daardoor. Een tijd waarin het bestaande evenwicht in de samenleving uit balans raakte en eeuwenoude verhoudingen op de schop gingen. Een periode die op fenomenale wijze verwoord is door Johan Huizinga in zijn ‘Herfsttij der Middeleeuwen’.

 

Welke rol speelt metafysica in je leven? In de boeken is het alom aanwezig.

Dat de metafysica alom in mijn boeken aanwezig is, heeft met mijn levensvisie te maken. En deze heeft uiteindelijk ook in grote mate de keuzes bepaald die ik gemaakt heb.

Op de middelbare school blonk ik uit in exacte vakken en met name in natuurkunde (geheel in tegenstelling tot de talen). En hoewel ik dit vak met het nodige plezier volgde, gaf het mij niet de voldoening waar ik naar streefde. Dat had ik veel meer bij geschiedenis. Economisch gezien was het niet zo’n goede keuze hiermee verder te gaan. Maar het welzijn ging hier voor de welvaart en werkplezier voor een dik betaalde baan. Daar heb ik nooit spijt van gehad.

Eerder heb ik al aangegeven dat ik een christelijke opvoeding heb genoten. Onderdeel daarvan is Bijbelkennis. Het leren ervan en putten eruit heeft nooit stilgestaan. Meer en meer is de Bijbel een bron van inspiratie voor mij. Een boek waarin het niet om de zintuiglijke werkelijkheid gaat, maar om het wezen van die werkelijkheid. Dat geeft zoveel meer diepgang, en begrip rondom het ‘zijn’.

 

Tegenwoordig is er weer meer aandacht voor relieken en symboliek, als onderdeel van de identiteitsdiscussie. Hoe kijk je daar tegen aan en speelt het huidige debat ook nog een rol bij je onderwerpskeuzes?

Ik ben dit jaar twee keer in Rome geweest. Met mijn echtgenote en voornaamste corrector Marjon en met oud-collega en proeflezer Ruud Verspeek. Een betoverende stad waarvan niet voor niets wordt gezegd dat het de spiegel van de hemel op aarde is. Een mooie symboliek, die vorm krijgt in de opzienbarende relieken die de Eeuwige Stad rijk is: delen van het Ware Kruis, de spijkers waarmee Christus aan het kruis genageld is, doornen van Zijn kroon, de ketens van Petrus, de planken van de Heilige Kribbe. Dichter bij de hemel kan je niet komen.

Vanuit mijn christelijke opvoeding heb ik een fascinatie voor symboliek en relieken ontwikkeld, niet in het minst die rond het Kruis van Golgotha. Dat die vooral uit een Rooms-Katholieke koker komen, heeft mij nooit gehinderd. Integendeel. Werken zoals de Legenda aurea van Jacobus van Voragine verslind ik met liefde. En dat was al zo ruim voor de identiteitsdiscussie op gang kwam. Het huidige debat heeft dus niet of nauwelijks invloed gehad op mijn onderwerpkeuzes.

 

 

Een onvermijdelijke vraag aan iemand uit het onderwijs, in hoeverre is het werk educatief bedoeld?

Tussen mijn docentschap en mijn auteurschap is er met betrekking tot de verhouding educatie en vermaak slechts een klein verschil. In het onderwijs stond de historische kennis centraal maar probeerde ik die op zo een vermakelijk mogelijke wijze aan mijn leerlingen over te brengen. In de boeken staat vermaak centraal, maar hoop ik dat de lezer er ook iets van opsteekt.

Ik prijs mijzelf gelukkig dat ik geschiedenisonderwijs mocht geven. Dat geeft veel meer vrijheid dan het lesgeven in de exacte vakken en de talen. Als (brugklas-)docent kon ik zelf in grote mate bepalen welke onderwerpen ik behandelde en hoe ik dat deed. Door de jaren heen ging ik mijn verhalen steeds meer vanuit het perspectief van mijn leerlingen vertellen. Via een fictieve leeftijdgenoot liet ik hen ‘jagen op mammoeten, meebouwen aan piramides, discussiëren met Griekse filosofen, in het Colosseum kijken naar gladiatorengevechten, door Middeleeuwse steden slenteren’. Technische ontwikkelingen zoals smartboard en later touchscreen boden daarbij ongekende mogelijkheden. Leskrijgen (voor mijn leerlingen) en lesgeven (voor mijzelf) werden daardoor een steeds groter genoegen.

 

De hemel is alom aanwezig in je werk, een typisch kenmerk van de middeleeuwen. Hoe is het met die hemel gesteld? Is de onttovering van de wereld zoals sommige filosofen het noemen, nog altijd aan de gang of maakt de boodschap van de Golgotha weer opgang?

Hoe het met de hemel is gesteld? Volgens mij zit dat wel goed, in tegenstelling tot het vertrouwen erin.

Het is eeuwig zonde dat in deze prozaïsch-seculaire wereld de magie lijkt te verdwijnen. Alsof je het kind uit de mens haalt en de ratio het geloof vermoordt. In onze allesverslindende zoektocht naar de waarheid vergeten we de eenzijdigheid hiervan.

In geloof, hoop en liefde is de eerste de basis voor de twee anderen. De boodschap van Golgotha, zijnde dat Christus zijn leven gaf voor de mensheid, is daar een lichtend voorbeeld van. Geloven in deze daad van zelfopoffering geeft hoop en doet beseffen wat liefde teweeg kan brengen. Alleen daarom al mogen we deze gebeurtenis nooit vergeten. 

 

 

Wie waren je voorbeelden bij het schrijven van het werk? En hoe evolueerde het eigen lezerschap?

Ik heb altijd een grote voorliefde voor historische romans gehad. Verhalen die zich in het verleden van de mens afspelen, zoals in de boeken van Ken Follet, Christian Jacq en Umberto Eco. De Zuid-Afrikaanse schrijver Wilbur Smith wil ik hierbij apart vermelden. Hij is niet alleen mijn lievelingsauteur, maar tevens mijn grote inspirator. Zijn boeken over het oude Egypte (Vallei der koningen en Koningsgraf) brachten mij op het idee een serie op zichzelf staande boeken met onderlinge dwarsverbanden te gaan schrijven.

Daarnaast heeft het auteurschap grote invloed gehad op mijn lezen. Om mijn schrijfstijl te bepalen heb ik veel verschillende boeken gelezen. Bewust ook de nodige die niet tot mijn belangstellingsgebied behoren. Het heeft mij soms geleerd hoe te schrijven, maar minstens even zo vaak hoe niet. Daarnaast ontkwam ik er niet aan mij in te lezen in thema’s waar ik tot dan toe weinig of onvoldoende over wist zoals middeleeuwse scheepvaart, het kloosterleven, vijftiende-eeuwse eetgewoontes, het Rooms-Katholicisme en dergelijke. Het heeft mij in ieder geval weer een hoop kennis opgeleverd.

 

Er staan nu vier boeken. Hoe gaat het pad verder?

Er is een enorm verschil tussen de manier waarop ik leef en waarop ik schrijf. Waar ik mijn levenspad minutieus probeer uit te stippelen, is het schrijverschap er een van dwalen.

In mijn werkbare leven, zeker in de periode waarin ik een leidinggevende functie had, was de vaste retorische vraag van mijn collega’s: ‘Alles onder controle?’ Ik hoefde geen ‘ja’ te zeggen. Niets werd aan het toeval overgelaten, alles was tot op de millimeter en seconde geregeld. Dat wist men!

Hoe anders is het met mijn schrijven. ‘Ins Blaue hinein’ past daar beter bij. Gewoonweg gaan schrijven vanuit een bedachte beginsituatie en wel zien waar het schip strandt. Veel meer dan het hoofdthema wist ik nog niet, ik zag wel waar het verhaal mij zou brengen. En wonderwel viel alles telkens weer op zijn plaats.

En nu, na de voltooiing van het laatste deel van de serie? Wie weet! Misschien komt er nooit meer een letter op papier, of blijft het bij korte verhalen. Maar evenzogoed kan het zijn dat ik morgen weer achter de laptop duik en aan mijn volgende boek ga werken. Over het oude Egypte, de politionele acties, de Franse Revolutie. Zeker is, mijn verhalen blijven fictief. Daar ligt mijn kracht.

Geef een reactie