In het boek beschrijft Heuvel het plattelandsleven van zijn jeugd, bezien door de ogen van een twaalf jarige jongen, van januari tot december, in wat je een autobiografische semi-roman zou kunnen noemen. Het boek was en is zo geliefd, niet alleen omdat het dat vroegere idyllische boerenleven zo romantisch beschrijft, maar ook vanwege alle familiale, streekhistorische en kerkhistorische beschouwingen, de prachtige natuurbeschrijvingen, de vele poëtische aanhalingen, en de blikken die de schrijver ons gunt in zijn eigen zielenroerselen. Heuvels boek beschrijft een wereld (van vóór de kunstmest en de gemotoriseerde landbouwwerktuigen) die zó niet meer bestaat. Plattelanders bestaan nog wél – en net als toen verschillen Achterhoekers, Friezen, Zeeuwen en Limburgers niet zo erg veel van elkaar. Ook zij zullen veel in dit boek herkennen.