Gedurende de zeventiende eeuw trotseren duizenden Europeanen de overtocht naar verre oorden, een ongewisse toekomst tegemoet. Twee mannen reizen met verschillende opdrachten naar het westen. Een ervan is Peter Stuyvesant, ‘a pigheaded stubborn one legged Dutchman,’ zo vonden de Engelsen. De andere is Cornelis Evertsen de Jongste, een nuchtere opvliegende Zeeuwse zeevaarder. Beiden hebben maar een ambitie: met mandaat van hun opdrachtgevers orde op zaken stellen in de overzeese gebiedsdelen en zoveel mogelijk schade toebrengen aan de vijand, de handel bevorderend waar mogelijk.