Na de bekende Oolde-trilogie (Oolde, mijn Oolde, Weg van Oolde en Een nieuw Oolde) besloot de redactie een aanvullend deel met werk van meester H.W. Heuvel (1864-1926) samen te stellen. In de hoofdstukken 4 t/m 8 is de hoofdpersoon een piepjonge, nog ongetrouwde onderwijzer, die in de schoolvakantie op uitnodiging een bezoek brengt aan een oude vriend van zijn grootvader. In alle vijf verhalen komt een jonge vrouw voor, Anna geheten, en van vier van die vrouwen is de hoofdpersoon zeer gecharmeerd, vooral vanwege haar ogen. De verhalen werpen een bijzonder licht op de jonge, idealistische Heuvel!
Veel hoofdstukken in deze nieuwe bundel gaan over een persoon (zoals 14: ‘Rudy in sprookjesland’, over een Oostenrijks ‘hongerkind’), een plaatselijke bekendheid (9: ‘De oude Vinke’; 15: ‘Een plattelandsdominee’; 16: ‘Gerhard Martens’), soms verre bekendheden (6: ‘Meester Baneman’), soms anonieme figuren al of niet van een pseudoniem voorzien (8: de meester van Nieuwebrug bij Ommen; 10: de oude heer op de Esschenhof; 11: de oude heer van ’t Bielder; 17: de koster van Geesteren). Ook in deze verhalen valt het licht indirect vaak nog het meest op meester Heuvel zelf.