Te voet trok hij van Luik naar Rome, op de terugweg in Genève leerde hij Voltaire en Rousseau kennen. Hij zou de ideeën van laatstgenoemde tot zijn laatste snik verdedigen en zelfs na diens dood zijn landgoed opkopen. Het verlies van zijn drie dochters maakte van de componist Grétry een filosoof.
Ooit bevriend met Marie-Antoinette, ging hij niet zoals zo velen op de loop voor de Jacobijnen, hij bleef zelfs opera’s componeren die de nieuwe ideeën uitdroegen. Werken als Peter de Grote en Willem Tell droegen een politieke filosofie uit op een moment dat de guillotine zijn schaduw vooruit wierp. Zelfs toen volkse en elitaire republikeinen als Danton en Robespierre elkaar naar het leven stonden, zweeg hij niet.