Een oude vrouw trekt zich een zomer lang terug in een pension aan zee om met zichzelf en haar bijna voorbije leven in het reine te komen. Haar man is dood, van haar kinderen voelt zij zich vervreemd. Haar leven ziet zij als een lange weg van concessies, zelfverloochening en hypocrisie.
In haar gezochte isolement maakt zij de balans op van onvervulde verlangens en teleurstellingen. Haar afzondering wordt echter telkens weer doorbroken door de komst van een dochter, zoon, kleinkind, allemaal met hun problemen. Dan realiseert zij zich dat haar rol blijkbaar nog niet is uitgespeeld dat zij ook in haar ouderdom een taak heeft.