Op elke straathoek stond in de vorige eeuw een prostituée die met hetzelfde gemak werd afgehuurd als waarmee men een pakje sigaretten kocht en in elke zesde of zevende huis bood een specialist in huid- en geslachtsziekten zijn diensten aan.
Toch, men zweeg als de dood over de sexualiteit en dat had twee consequenties: aan de ene kant was er openlijke onderdrukking en onwetendheid betreffende sexuele aangelegenheden en aan de andere kant lag er een overheersende nadruk op de sexualiteit als het grote geheim, als dat hele erge.
‘Jullie meisjes van goede familie’, zegt een echtgenoot in Arthur Schnizlers Reigen, ‘die rustig onder het waakzaam oog van je ouders af kunt wachten tot een nette man je ten huwelijk vraagt, jullie kennen de ellende niet, die de meesten van die arme schepsels naar de zonden dringt.’
Een van die arme schepsels was Josefine Mutzenbacher die in 1849 in Wenen werd geboren. De keizerin van de Wiener erotica, die in 1904 de ogen sloot, werd door heel Wenen en in alle landen waar haar memoires in vertaling waren verschenen vereerd als de smakelijkste auteur over de vele tastende mannenhanden waaraan ze was toevertrouwd.