De aanloop van een ochtend die weet dat ze zich over zal geven, het traag traag aanzwellen van wind, het vanuit de verte naderen van de slaaptrek van duizenden ganzen, de bloei op een plek waar niemand komt, een versleten muziekstuk, de roep om aandacht van een vergeten stuk land in de herinnering van haar die daarboven nog gezongen heeft. Vooralsnog is het slechts de ons resterende taal. Of zoals twee keuvelende raven in een boomtop zeggen: “Vandaag was er een heerlijk warme zon, maar eens zien wat er morgen uit de dageraad tevoorschijn kruipt”.