Henri, zoontje van een politieman, groeit op in een plattelandsdorp in het zuiden van Nederland, in de naoorlogse sfeer van de jaren vijftig. In zijn eigen territorium onttrekt hij zich aan de dwingende macht en het altijd controlerende oog van de volwassenen en schept zich ruimte voor zijn fantasie en dromen. Zijn wereld wordt gevormd door het uitgestrekte weide- en akkerland rondom het dorp, de bossen, de rivier, verhalen over de oorlog, sprookjes en boeken over verre landen.