COMING SOON!! – Kroniek van West-Papua van Prof. Dr. René Hoksbergen

In de schaduw van de angst

Al in 1963 werd het ergste gevreesd

Misschien kan er wat voor de al ruim 60 jaar bestaande ellende van de Papua’s eindelijk wat veranderen. In de NRC werd in de afgelopen decennia overigens al enkele malen deze hoop uitgesproken. Onderzoekers van de Yale Universiteit spreken in 2003 over de genocide van de Papua, wat in 2019 wordt bevestigd door onderzoekers van de Griffith University in Australië. Het gaat hierbij steeds om West-Papua’s levend in het vroegere Nederlands Nieuw-Guinea, wat sinds 1 mei 1963 een provincie van Indonesië werd.

 

Als de Nederlandse kolonel Van Heuven op 1 januari 1963 het Papua Vrijwilligers Korps officieel aan de Indonesische officieren Ramly en Achmad Yani overdraagt, verzucht hij dat hij voor de Papua’s het ergste vreesde. De reactie van Yani hierop was ‘Kolonel, ik ben bang dat zij het niet zo goed bij ons zullen hebben, als bij U.’

 

Volgens historicus Penders was het direct een ‘leaving the Papuans in the hands of another colonial power’. Veel oude cultuur bij de Papua’s en hun stammen, ook van die in het enorme Berggebied ging in volgende jaren verloren.

 

Verdediging van de mensenrechten

Op 11 oktober j.l. presenteerde het in 1979, ter verdediging van de mensenrechten, opgerichte Permanent People’s Tribunal (PPT), in Geneve aan diplomaten haar onderzoeksresultaten over West-Papua. Dit gebeurde, tijdens de vergadering van de Verenigde Naties in Geneve. Onder hen vertegenwoordigers van de Indonesische Permanente Vertegenwoordiging aan de United Nations in  Geneve. Men vroeg het Tribunaal enkele jaren eerder om te beraadslagen over de vanuit West-Papua gekomen vier aanklachten tegen de Indonesische regering en buitenlandse ondernemingen: landroof (a), gewelddadige repressie en schending van de mensenrechten (b), aantasting van het milieu (c) en samenspanning van de Indonesische staat met nationale en buitenlandse bedrijven (d).

 

Belangrijkste conclusies

De belangrijkste conclusies van de PPT zijn:

 

1 Inheemse gemeenschappen hebben te lijden onder onteigeningen en zijn beroofd van elementaire vrijheden, zoals van beweging, en economische rechten.

 

2 Indonesië heeft geen respect voor de speciale economische en spirituele relatie van de West-Papoea-bevolking met hun omgeving.

 

3 Gegevens van mensenrechtenschendingen zijn aan het Tribunaal voorgelegd. De inheemse gemeenschappen van West-Papoea leven volgens een getuige in “de schaduw van angst”. Deze toestand ontstond door staatsmisdaden en het verlenen van straffeloosheid aan de daders van die misdaden.

 

4 De gevolgen voor land, water en bos zijn ernstig, door mijnbouw- en landbouwactiviteiten, de winning en liquidatie van aardgas, de opzettelijke ontbossing voor palmolieplantages en de recente voedselplantageprojecten.

 

5 Het Tribunaal meent dat de ecologische achteruitgang niet kan worden losgekoppeld van staats- en bedrijfsprojecten die neigen naar de vernietiging van een volk, of wat door meer dan één getuige een “langzame genocide” werd genoemd.

 

6 Het Tribunaal hoort de implicaties van de militaire verwevenheid tussen het bedrijfsleven en de staat. Het bestaat uit een regime van terreur, militarisering, juridische straffeloosheid, onregelmatigheden, beperkingen op het gedrag van mensen, levensonderhoud en de uitwisseling van gedachten en informatie.

 

7 Het Indonesische Nationale Leger werd een instrument voor de bescherming van staats- en bedrijfsbelangen, op een manier die repressie inhoudt tegen degenen die zich verzetten tegen de breed gedocumenteerde misstanden, of deze aan de kaak stellen.

 

8 Het in de aanklacht genoemde bedrijf – waaronder Freeport McMoRan, British Petroleum en zijn partners, en elf palmoliebedrijven – is direct betrokken bij het geweld tegen inheemse gemeenschappen.

 

9 Westerse staten zijn betrokken bij de training van Indonesische veiligheidstroepen, die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen. Het Tribunaal is daarom van oordeel dat niet alleen de Indonesische staat, maar ook staten waar deze bedrijven zijn gevestigd, onder internationaal toezicht moeten komen.

 

Is er enige bemoeienis van de Nederlandse regering?

Is er bijzondere bemoeienis van de Nederlandse regering, want het gaat toch om haar oude kolonie Nederlands-Nieuw-Guinea? Steeds weer opnieuw werden ministers van Buitenlandse Zaken gevraagd om de ellende in West-Papua bij gesprekken met Indonesische diplomaten expliciet aan de orde te stellen en daarmee te komen tot verandering.

 

Minister Bert Koenders kaartte bij zijn bezoek in 2016 aan Indonesië de mensenrechtenschendingen aan, maar tegelijkertijd benadrukte hij dat Nederland de territoriale onschendbaarheid van Indonesië blijft respecteren. Onder meer tussen 2019 en  2022 stelden leden van de Tweede Kamer vragen aan de Minister BuZa over de situatie in Papua. In 2022 volgt een brief aan de regering over de uitvoering van de motie Ceder c.s. betreffende een bezoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan West-Papua. Minister BuZa, Hoekstra reageert op 6 mei 2022 op de gebruikelijke manier. ‘Nederland en Indonesië onderhouden een goede relatie en spreken over een breed scala van onderwerpen…’ Waar het om draait, een bezoek aan West-Papua, komt niet ter sprake. Wel vermeldt men dat de EU Indonesië aanmoedigt om een dergelijk bezoek te faciliteren. De eerdere antwoorden van toenmalige Minister BuZa Stef Blok zijn gelijkluidend. Hij noemt de kwesties ‘een punt van zorg’ en ‘onderdeel van de reguliere dialoog tussen Nederland en Indonesië’. Als reactie op de brief van 11 juni 2020, van de Stichting Samenwerkende Organisaties voor West-Papua (SOWP), reageert Blok met: ‘de Nederlandse regering volgt de gebeurtenissen in de Indonesische Provincies Papua en West-Papua nauwgezet en geeft daarom deze ontwikkelingen prioriteit om ze als vast onderdeel van gesprekken met de Indonesische autoriteiten aan de orde te stellen. Door dit onderwerp op de agenda te houden, toont Nederland, dat het zeer hecht aan de bescherming van de mensenrechten in Papua. Dankzij deze inzet hebben wij dit onderwerp bespreekbaar kunnen maken, ook op het hoogste politieke niveau. Wij zullen dit blijven doen.’[1] Dit ‘blijven doen’ en de genoemde verdere dialoog kenden tot heden geen enkele invloed op de levensomstandigheden van de Papua’s.

Zal de huidige, nieuwe regering op dezelfde voet verder gaan?

 

René Hoksbergen

(auteur van Kroniek van Nieuw-Guinea, 2024)

 


[1] Brief Ministerie BuZa, 23-6-2020, aan SOWP.

Geef een reactie